Blog: de zoektocht van Evenhuis naar best passende bodemscanner

Samen met Pieter en Jan Pieter Evenhuis ben ik op zoek naar de beste manier – of eigenlijk methode – om inzicht te krijgen in de variatie van de bodemtoestand van percelen.

Het inzetten van een bodemscanner ligt daarvoor voor de hand. “Maar welke scanner is dan de juiste, de beste voor onze percelen?”, vragen ze zich af. Om daarachter te komen willen we een vergelijking van verschillende bodemscanmethoden bij Evenhuis zelf gaan doen.

De NPPL-vergelijkingstesten, die in 2018 en 2019 uitgevoerd zijn, bieden voor Evenhuis niet direct een uitkomst omdat ze op kleigrond zijn uitgevoerd. Voor de NPPL-vergelijking 2020 worden begin april wel testen op zand- en veengronden op de planning, maar wachten op de resultaten daarvan zou betekenen dat we bij Evenhuis weer een seizoen verder zijn. Daarnaast zijn vergelijkingstesten een mooi vertrekpunt, maar uiteindelijk spelen meer factoren een rol dan alleen het beste resultaat van zo’n test.

Welke methode past het beste bij Evenhuis?

De vraag die we willen beantwoorden, is niet welke methode het beste is, we willen juist weten welke methode het beste bij Evenhuis past. Het eerste dat je jezelf als boer af moet vragen is welke variatie wil ik inzichtelijk krijgen?

Pieter geeft aan dat voor hem organische stof (OS) en pH de twee belangrijkste variabelen zijn die hij inzichtelijk wil hebben. Daarnaast wil hij de data zelf snel beschikbaar hebben. De data eerst naar een leverancier op moeten sturen, en daarna na enkele dagen of weken terugkrijgen is niet wenselijk. Ook het laten scannen door een loonwerker, of andere servicepartner, zien Pieter en Jan Pieter niet zitten. Dit geeft niet dezelfde flexibiliteit als zelf doen.

Deze flexibiliteit is juist belangrijk omdat de scan dan op een goed moment gedaan kan worden. Het idee van Pieter is dat ploegen het ideale moment zou zijn om te scannen. Het is de eerste trekker die het land op komt en ook alleen pas op een moment dat de grond niet meer te nat is. Hierdoor is er geen onnodig grote variatie aanwezig, maar slechts variatie die waarschijnlijk de rest van het seizoen relevant blijft.

Scannen, bemonsteren en op gevoel

Wat we dit jaar willen doen, is een aantal scanners op enkele percelen inzetten en de data daarvan vergelijken met zowel grondmonsters als eigen gevoel en waarnemingen. Afgelopen winter hebben Pieter en Jan Pieter verschillende leveranciers van bodemscanners gesproken.

De Steyr SoilXplorer is zelfs al langs geweest voor een demonstratie. Het grote voordeel van deze scanner is dat de data direct beschikbaar is. Eventueel zou de scanner zelfs direct een machine aan kunnen sturen. En hoewel de eerste indruk is dat de patronen op de perceelskaartjes overeenkomen met hoe Pieter en Jan Pieter het perceel kennen, geeft de sensor nog niet direct OS en pH weer. Dit zullen we in het seizoen moeten bekijken.

Verder is er contact met Agrometius over de Veris iScan. Nadeel van deze sensor is dat deze een pH-sensor mist die wel op de grotere en duurdere Veris MSP3 zit. Daarom is het idee dit jaar toch een loonwerker te laten komen met een MSP3, zodat er ook een pH-kaartje van het perceel gemaakt kan worden. Nadeel van de Veris-oplossingen is wel dat de ruwe data door Agrometius verwerkt moet worden voordat de data beschikbaar komt voor de boer.

De EC-waardes voor verschillende dieptes zoals ze uit de SoilXplorer komen. Een eerste indruk is dat de lagere EC-waardes linksonder overeen komen met de hoger gelegen, meer zanderige delen van het perceel.

Gratis trekkerdata ook interessant

Een andere ‘sensor’ die we mee willen nemen in de vergelijking is data van de ploegtrekker. Moderne trekkers kunnen immers veel data vastleggen en hoewel dit type data niet? Met een vaste rekenregel om te zetten is naar een taakkaart, geeft het wel de variatie binnen het perceel weer. Waardes van brandstofgebruik en trekkracht zijn immers niet alleen afhankelijk van de grond, maar worden bijvoorbeeld ook erg beïnvloed door werkdiepte en rijsnelheid. Maar als die instellingen constant gehouden worden, dan zegt het kaartje wel wat over de bodem. Zie ook het onderstaande plaatje van het brandstofverbruik tijdens het ploegen bij WUR Open Teelten. De huidige trekkers van Evenhuis kunnen dit momenteel niet vanwege een missend kabeltje, maar dat probleem wordt opgelost.

Het brandstofverbruik tijdens het ploegen laat duidelijke verschillen zien. In dit geval komt dat door verschillende voorvruchten.

Historische satellietbeelden

Naast de sensoren die in de grond meten, zijn er ook andere manieren om inzicht te krijgen in de bodem. Een methode die al door meerdere bedrijven wordt aangeboden, is het gebruik van historische satellietbeelden. Voordeel van deze aanpak is dat het buiten het seizoen al voorbereid kan worden. Van Iperen gebruikt dit onder andere bij zijn TT+ concept. Hier wordt dit jaar weer een proef mee gedaan.

Ook BioScope kan bodemzonekaarten leveren. Om hier meer van te weten te komen hebben we een (skype)vergadering met hen gehad. De zonekaarten worden gemaakt op basis van winterbeelden van de kale grond uit meerdere jaren. Echter, hiervoor is het dus wel van belang dat de grond de meeste winters kaal is. Dit kan een probleem zijn als percelen meerjarig grasland geweest zijn. BioScope geeft aan dat ze vanaf dit jaar ook een prestatiekaart kunnen leveren. Deze kaart is een weergave van hoe het gewas vorig jaar op het betreffende perceel gegroeid heeft. We zullen dit jaar moeten ervaren welk type kaarten het meest over de bodem zegt.

Naast kaarten gebaseerd op oude data, is BioScope meer gericht op het leveren van informatiekaarten tijdens het seizoen. Daar zit onder andere een biomassakaart bij, maar ook een stikstofopnamekaart, een bijgroeikaart en een scoutingkaart. Hoewel deze kaarten gemaakt worden op basis van de biomassakaart, kunnen ze wel nuttiger zijn omdat ze de relatieve verschillen in percelen duidelijker weergeven. Met zulke kaarten is het dus mogelijk gerichter de percelen langs te gaan en goede en slechte plekken te bekijken.

Als laatste stap kan BioScope ook taakkaarten leveren, bijvoorbeeld voor bijbemesting. Dus hoewel BioScope qua bodemkaart mogelijk niet zo nauwkeurig is als een bodemsensor, bieden ze met hun data gedurende het seizoen meer handvatten om het gewas in de gaten te houden.

Welke methode het beste is, is vooraf niet te zeggen. Net als welke methode het beste past bij Pieter en Jan Pieter. Maar door de verschillende systemen dit jaar op een aantal percelen toe te passen, kunnen we daar achter komen.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

Door op “Plaats reactie” te klikken ga ik akkoord met
de gebruikersvoorwaarden en de Privacy Policy.