Dronezaaien: veel om rekening mee te houden
De zaaidrone heeft zijn intrede gedaan in de landbouw, ook in Nederland. Van een uitgekristalliseerd systeem is echter nog geen sprake. Veenkoloniale akkerbouwers ervaarden in een experiment dat breed kijken aanknopingspunten oplevert om dronezaaien in de bedrijfsvoering in te bedden.
Het is nog niet zo eenvoudig om uit een ‘boerenexperiment’ stevige conclusies te trekken. Dat blijkt op 20 november als de ervaringen met drone-onderzaai van groenbemesters worden geëvalueerd. Op twee Veenkoloniale akkerbouwbedrijven in Stadskanaal en Onstwedde is met een bijdrage uit de Boerenexperimentenregeling gekeken naar of onderzaaien met drones effectief kan worden geïntegreerd in het teeltproces. Het experiment werd ondersteund door Aerovision en ABdrone.
Onderzaaien is het zaaien van een opvolgende teelt in een staand gewas. De meest bekende toepassing is als vanggewas in mais. In dit experiment is de groenbemester ongeveer twee weken voor de gerstoogst gestrooid. Het onderzaaien van gerst kan meetellen als eco-activiteit en zodoende geld opleveren. Onderzaaien op enkele percelen kan net het zetje zijn om in de ecoregeling brons, zilver of goud te halen. Dat is dus €60, €100 of €200 per hectare over het gehele areaal. Het verschilt per bedrijf.
Verkennend onderzoek
‘Het is een verkennend onderzoek’, zegt Leks Bolderdijk van ABdrone. Gevolg is dat er geen harde wetenschappelijke conclusies getrokken kunnen worden. ‘Voordeel is dat door heel breed te kijken we ontdekken dat er veel verschillende factoren zijn om rekening mee te houden.’ Gekeken is naar het beste zaaimoment en de impact van een kleicoating van zaaizaad op de groei; meer precies de aanslag. Daarnaast verwachtten ze positieve effecten te zien op de bodemkwaliteit en biodiversiteit, doordat de grond onder het graangewas onaangeroerd is gebleven, vanaf het zaaien van het graan tot aan het volgende teeltseizoen. Met een kunstmeststrooier onderzaaien kan ook, maar alleen als de werkbreedte even groot is als de spuitmachine. Wanneer de spuitsporen te ver uit elkaar liggen, is het niet praktisch om een combinatie te doen van kunstmeststrooier en drone. Dan kun je beter alleen de zaaidrone doen. Sowieso kan met de drone het meest geschikte moment van zaaien worden gekozen, los van de begaanbaarheid van het perceel.
Klimaat voor dronezaaien gunstig
Zoals gezegd, harde conclusies kunnen op basis van de veldexperimenten bij de twee akkerbouwers niet worden getrokken. Wel kwamen op de evaluatie verschillende nuttige aanknopingspunten en suggesties voorbij om bredere inpassing van groenbemesters cq. vanggewassen in de boerenpraktijk mogelijk te maken. Zowel het politieke als het echte klimaat voor dronezaaien is gunstig. Vanuit de politiek is er interesse in teelttechnieken die de biodiversiteit bevorderen, onder meer door minder bodemverdichting. Het veranderende weer maakt de behoefte van telers aan bedrijfszekere, redelijk weersonafhankelijke zaaitechnieken alleen maar groter.
De vrees bij vroeg zaaien voor opbrengstderving van het hoofdgewas door concurrentie om water en voedingsstoffen, is ongegrond
‘We zaaien met verkeerd zaad’
Uit de evaluatie kwam onder meer volgende naar voren:
- Coating van zaad (met vooral klei) geeft een zekerder aanslag van het zaad. Het bolletje kan langer blijven liggen tot het goede moment (vocht) aanbreekt om te kiemen. ‘Een zaadje met een coating denkt dat het ondergewerkt is’, zegt Arjan Jansma van drone- en coatbedrijf Qlobel. Tegelijk doet hij een oproep aan zaadbedrijven om bij de selectie anders te kijken naar kiemkracht. ‘Kijk ook eens naar welke er in de selectie juist uitspringen als ze niet worden ingewerkt. Zoek naar wat er bij op-de-grond-gezaaid beter uitkomt. In die zin kun je zeggen dat we momenteel “verkeerd” groenbemesterzaad zaaien.’
- Coaten maakt zaad zo’n tien procent duurder. Jansma oppert dat met kleigecoat zaad ‘misschien’ ook tien procent op de hoeveelheid zaaizaad geminderd kan worden. Gecoat zaad zaaien is natuurlijk weer want duurder, want meer vluchten nodig om de geplande hoeveelheid zaad te verzaaien.
- Qua dronezaairesultaten tekent zich geen verschil af tussen zand- en kleigronden
- Er is behoefte een meer onderzoek. Wetenschappelijker en langjariger. Zaadbedrijven moeten daar ook bij betrokken worden. ‘Ik wil als teler graag meer zekerheid over wanneer, onder welke omstandigheden en hoe ik precies moet zaaien’, zegt Gert Sterenborg. Op zijn bedrijf in Onswedde (Gr.) vond afgelopen seizoen één van de praktijkproeven plaats. Het resultaat op zes hectare van onderzaai met ongecoat zaad in gerst van het vanggewas bladrammenas (eind juni gezaaid) viel hem niet mee. Een foto van begin september toont een erg onregelmatige stand in de graanstoppel. Waar de stand van de bladrammenas ondermaats is, staan veel meer onkruiden als muur, melders, gras. Onduidelijk is wat daarvan de oorzaak is. Vocht? pH? Zegt het iets over de bodemkwaliteit. ‘Waar we gangbaar hebben gezaaid onder normale omstandigheden is de stand veel egaler.’ Voor Sterenborg is de onregelmatige stand reden om preciezer naar het perceel te gaan kijken. De eerste bevinding is dat er vrij veel wormen in de bovenste laag zitten en er nu in de herfst relatief veel paddenstoelen staan. Maar Sterenborg heeft geen idee welke conclusies hij daaraan in verband met de groenbemester kan verbinden. Zijn paddenstoelen op je perceel goed of niet goed? We weten nog maar weinig van schimmels in de bodem, zegt een toehoorder. Op het andere perceel van Sterenborg, waar de groenbemester beter is gelukt, zitten geen wormen.
- We zijn in dit boerenexperiment laat geweest met onderzaaien. We waren bang voor concurrentie met het hoofdgewas. Achteraf gezien waren we te voorzichtig. De praktijk leert dat we gerust twee maanden van te voren kunnen onderzaaien. ‘De vrees bij vroeg zaaien voor opbrengstderving van het hoofdgewas door concurrentie om water en voedingsstoffen, is ongegrond’, weet Bolderdijk van ABdrone. ‘Dit in tegenstelling tot het gangbare verhaal. Eerder is het een probleem dat de ondergezaaide groenbemester lijdt aan te weinig licht en onvoldoende ontwikkeld onder het hoofdgewas vandaan komt.’ Onderzaaien kan ook in januari al. Zeker als de begaanbaarheid geen issue meer is. Liever ook in mais van één meter hoog dan in mais die 2 à 3 meter hoog is en waar het onderin behoorlijk donker is.
- Er blijkt ook behoefte aan meer inzicht in de verschillen tussen het spitzaaien van een groenbemester na de oogst en het onderzaaien in het hoofdgewas graan. Dus los van de vraag of dat met kunstmeststrooier of drone het best kan gebeuren. En dat dan ook weer koppelen aan grondmonsters om te zien wat in de bodem aan de hand is en aan opbrengstmetingen. Bolderdijk: ‘Met spitzaaien was er duidelijk meer gewas en ook kwam de compostering van de graanstoppel snel op gang. Anderzijds was met het onderzaaien minder blad, veel meer wormen en we verwachten dat het perceel in het voorjaar eerder begaanbaar gaat zijn.’
- Met €75 per hectare is dronezaaien duurder dan een tientje per hectare voor onderzaaien met een kunstmeststrooier. Spitzaaien is met €200 per hectare veel duurder dan dronezaaien. Jansma van Qlobel: ‘De trekker wordt almaar duurder, dronezaaien wordt alsmaar goedkoper.’
- Wat een rol kan spelen bij de uiteindelijk stand van de groenbemester (en op de langere termijn de bodemkwaliteit) is of stro wordt verhakseld of wordt geperst en afgevoerd. Direct effect van persen is bodemverdichting. Direct effect van hakselen zou een slechtere opkomst/doorgroei van de groenbemester kunnen zijn. Sterenborg ziet dat laatste bezwaar niet, doordat ‘de moderne maaidorsers stro heel regelmatig verdelen’.
En nu?
Alles bij elkaar kwam er veel informatie voorbij tijdens de evaluatie. Ervaringen uit de praktijkexperimenten, gekoppeld aan inschattingen van telers en dronevliegers, aangevuld met concretere al langer bekende feiten over onderzaai met de drone. Alles heeft met alles te maken en het is juist dat wat het trekken van stevige eenduidige conclusies na één jaar experimenteren onmogelijk maakt. En nu? Telers zeggen door te willen met experimenten op hun bedrijven. Vraag is of die opnieuw kunnen worden ingepast in subsidieregelingen. Jaap Dun, akkerbouwer in Musselkanaal en gastheer voor de boerenexperiment evaluatie, pleit tot slot voor een meer wetenschappelijke benadering. ‘Wij willen te graag pas conclusies trekken als dingen overduidelijk te zien zijn. Bij echt onderzoek worden vaak al dingen waargenomen vóórdat wij ze in het veld zien. Met onze kijkwijze zien we het niet.’ Leks Bolderdijk: ‘Dat is een kwestie van geld. Ten opzichte van wat wij doen is wetenschappelijk onderzoek tien keer zo duur. Zet er maar een nul achter.’
Door op “Plaats reactie” te klikken ga ik akkoord met
de gebruikersvoorwaarden en de Privacy Policy.