‘Weereffect veel groter dan nauwer of ruimer poten’

Pootaardappelteler Ben Minkhorst omarmt precisietechnieken graag. Als ze tenminste zicht geven op meer teeltrendement. Doseren op basis van bodemvariatie valt dan voor hem af.

Knolzetting rampzalig

Ja, pootaardappelteler Ben Minkhorst leest zeker over ontwikkelingen op het gebied variabele toediening van (kunst)mest, gewasbeschermingsmiddelen en pootgoed. Over wat collega’s er zo al mee doen. En ja, de meeste va de 45 percelen waarop hij aardappelen teelt, zijn bont en zouden volgens de theorie voor deze VRA-techniek in aanmerking komen (vra = variable rate application = plaatspecifieke dosering). Maar als hij nou moet zeggen wat hij er op zijn bedrijf mee doet, dan is het eerlijke antwoord: ‘Helemaal niks.’ Minkhorst staat sceptisch tegen over dit deel van precisielandbouw. Er zijn, zegt hij, zoveel factoren van invloed op het teeltresultaat die veel groter zijn dan de variatie in pootafstand. En dat zijn dan factoren, waarop hij géén controle heeft. ‘Neem nou dit voorjaar. Die paar centimeter nauwer of ruimer poten op basis van verschillen in een perceel, valt totaal weg tegen het effect van het uitzonderlijke weer. Het was erg nat en het seizoen kwam daardoor laat op gang. Het is lang hartstikke droog geweest. Op mijn percelen zie ik het, maar ik hoor het ook van collega’s in het land: de knolzetting was rampzalig. Dat weereffect op wat er gebeurt in het veld, is zoveel groter dan wat nauwer poten op de ene plek en wat ruimer poten op de andere.’ Inmiddels staan vrijwel overal de aardappelgewassen er blakend bij. Ondanks het late poten zijn het mooie vierkant egale blokken aardappelen. Vanaf de weg gezien lijkt de achterstand al weer bijna ingehaald. Maar schijn bedriegt, werpt Minkhorst tegen. ‘We telen de aardappelen niet voor het loof. Vorige week hebben we op een aantal plekken gekeken naar wat onder de grond zit. Vier à vijf knollen. Veel te weinig. Er komen er geen meer bij.’

Ben Minkhorst heeft een akkerbouwbedrijf dat zich geeft toegelegd op de teelt van aardappelen, vooral pootaardappelen. Op vooral huurpercelen teelt hij in een rototatie van 1-op-4 of ruimer.

Eerder meer dan minder phytophthoramiddel

Minkhorst is druk deze laatste week van juli. Twee van zijn vier medewerkers hebben vakantie. Ondanks het Nederlandse weer met af en toe een buitje regen zijn nu twee van de vijf beschikbare haspelinstallaties in bedrijf. ‘En we zijn druk met de phytophthora. Met dit weer willen we toch wel elke vier à vijf dagen alle aardappelen gespoten hebben.’ Het gesprek komt daarmee op precisie in phyopththorabestrijding. Over de mogelijkheid van een wat lagere fungicidedosering op plekken in het perceel waar de loofgroei sinds de vorige bespuiting wat minder is geweest. Minkhorst: ‘Niet aan de orde. Vorige week hebben we er in onze studiegroep nog over gesproken. Met deze ziektedruk neig je eerder naar een dubbele dosering dan dat je gaat nadenken of het hier en daar wat minder kan. Het risico dat het misgaat, is gewoon te groot. In aardappelen is qua besparing op middel niet zoveel te winnen. Zeker in pootaardappelen niet. Minder insecticide tegen luizen? Niet dus. Misschien zou je bij doodspuiten zou kunnen kijken naar waar het met wat minder middel kan. Maar daarmee is ook de wereld niet te winnen. Nou zou je kunnen zeggen dat ik te oud ben (56) voor dat soort nieuwe ontwikkelingen, maar ik hoor het ook in mijn team. Mijn medewerkers zijn tussen de 25 en 40. Die zijn qua nieuwe technieken best gretig. Ze zeggen: wacht nog maar even met dat variabel poten, wij zien daar het profijt niet van. We zouden er op zich zo mee kunnen beginnen, de pootmachine kan het.’

Om voldoende knollen te blijven oogsten is steeds nauwer poten nodig, ervaart Ben Minkhorst. ‘Bij nieuwere rassen is de knolzetting minder. In de verdeling wordt, zo lijkt het, bij de selectie meer naar export dan naar de vermeerderaar gekeken.

Vijftig teelten nodig

Afgezien van Minkhorsts opvatting dat het effect van variëren met de pootafstand op basis van de potentie van de grond ruimschoots zal wegvallen tegen andere onvoorspelbare en oncontroleerbare groeifactoren, ziet hij ook niet hoe hij grip op de gewenste aanpak zou kunnen krijgen. ‘Ga maar na, met zoveel variabele groeifactoren moet je toch wel een stuk of vijftig datasets hebben om daar met enige statistische betrouwbaarheid patronen in te herkennen. Honderd teelten op een perceel zou beter zijn. Maar met vijftig teelten in een bouwplan van maximaal 1-op-4 zijn we dan al 200 jaar verder. Met 25 teelten altijd nog 100 jaar. Ik vind dat nogal wat. Nog afgezien van of je plaatsspecifiek nauwkeurig de opbrengst van pootgoed kunt bepalen. Al schijnt die met de visuele technieken wel snel dichterbij te komen.’ Tot slot is er dan nog de bepaling teeltdoel wat de variabele dosering van pootgoed of kunstmest compliceert. Zoveel mogelijk knollen in de best betaalde maten. Minkhorst: ‘Jazeker, maar welke zijn dat dan? Dat verschuift ook. Nu met zo’n krappe knolzetting vragen de handelshuizen gewassen maar zo lang mogelijk te laten doorgroeien. Dan komen er in ieder geval meer kiemen voor volgend jaar. En kijk naar hoe markt voor fritesaardappelen zich ontwikkelt. Bovenmaat wordt sowieso serieus geld waard.’

Eind juli is de ziektedruk hoog. Minkhorst houdt een krap spuitschema aan en peinst er niet over om in de dosering de ondergrens op te zoeken.

Flinke besparing met sectieafsluiting

Minkhorst is wel zeer te spreken over de mogelijkheid van sectieafsluiting op zijn veldspuit en op de kunstmeststrooier. ‘Als je dat onder precisielandbouw vindt vallen, daarmee maak ik wel een flinke slag. We kunnen op de spuit per drie meter secties afsluiten, op de kunstmeststrooier per 4,5 meter. We hebben veel gerende percelen, vaak met drie kopakkers. Ik denk dat ik met die automatische sectieafsluiting vijf procent op middel bespaar. Maar op een jaarlijkse bestrijdingsmiddelenrekening van €200.000 is het ook financieel de moeite waard.’

Bouwplan Minkhorst Aardappelen Hummelo (Gld.)

175 ha pootaardapppelen, 100 ha fritesaardappelen, 20 ha suikerbieten, 15 ha zomer- en wintergraan, 50 ha snij- en korrelmais.


Reactie op variabel poten

Fedde Sijbrandij en Corné Kempenaar, Wageningen University & Research reageren op de ervaringen van Ben Minkhorst wat betreft variabel poten.

Meerwaarde variabel poten

Variabel poten in pootgoed kan zeker, maar er resultaat mee behalen is wat anders. Er zijn veel variabele en onvoorspelbare groeifactoren die het effect van pootafstand overschaduwen (zie ook dit artikel ). Om meerwaarde van variabel poten te krijgen, moeten alle andere omstandigheden optimaal zijn. En die heb je niet altijd in de hand, zo kan droogte het effect van variabel doseren te niet doen. Daar komt bij dat variabel poten alleen zinvol is als je uitgangmateriaal homogeen is; als daar al een grote spreiding in zit (bijvoorbeeld in maatsortering en aantal spuiten per knol), dan heeft variabel poten weinig meerwaarde.

Welke toepassing geschikt

Dat neemt niet weg dat variabel doseren (VRA) best rendement kan geven; je moet alleen kijken welke toepassing op jouw bedrijf geschikt is. Het is onder anderen afhankelijk van de beschikbare machines en de bodemsamenstelling. Heb je bonte grond, dan kan bijvoorbeeld het variabel toepassen van bodemherbiciden interessant zijn. Zeker bij bonte percelen kan dit ervoor zorgen dat je door te variëren met hoeveelheid overal de minimale effectieve dosering toepast, waarbij je wel je onkruid onderdrukt maar met zo min mogelijk groeiremming voor het gewas. Verder kan het variabel toepassen van bijmesten van stikstof in de consumptie- of zetmeelteet van aardappelen voor een betere benutting van de stikstof opleveren. En bij variabel doseren loofdoodmiddelen een gemakkelijke manier om middel en kosten te besparen via bijvoorbeeld de loofdoodapp op FarmMaps. Daarbij kijk je ook naar de groeiomstandigheden die er in het voorjaar geweest zijn, en naar de situatie van de biomassa van het gewas.

Timing

Bij een fungicide bespuiting is de timing belangrijker dan de dosering, en het gaat bij een fungicide bespuiting erom dat je voldoende actieve stof op de bladoppervlakte krijgt. Bij minder biomassa kun je met een lager spuitvolume nog steeds een goede bladbedekking krijgen, wat ook de basis voor VRA is. Je hebt informatie (satelliet, drone, sensoren aan de trekker of machine) over de biomassa nodig, waart je je bespuiting vervolgens op baseert. De omstandigheden moeten allemaal kloppen, voordat je variabel gaat spuiten, wat wil zeggen: bij lage ziektedruk en gunstige spuitomstandigheden en alleen bij een gezond, groeiend gewas. Er is een toenemende maatschappelijke druk om minder kg middel te gebruiken, variabel bespuiten kan een goed hulpmiddel kan zijn om stappen die richting op te nemen. Naast genoemde VRA-toepassingen vergt het ook een mindset. Van belang is dat je je bedrijf inricht en hierop investeert om precisielandbouw zo breed mogelijk door te voeren.  En dat is een adoptietraject wat je stapsgewijs moet doorvoeren. Deelnemers binnen NPPL bewijzen meerwaarde van VRA, de meerwaarde is wel bedrijf- en toepassing specifiek.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

Door op “Plaats reactie” te klikken ga ik akkoord met
de gebruikersvoorwaarden en de Privacy Policy.