‘Ondanks corona-perikelen vooruitgang geboekt’
Sjaak Huetink gaat het derde jaar van deelname aan het NPPL-project in. Samen met NPPL-expert Johan Booij en medewerker Ernstjan Duim is afgelopen jaar opnieuw vooruitgang geboekt met variabel beregenen, het terugdringen van het gebruik van bodemherbiciden en er zijn testen gedaan met automatische luizendetectie.
Voor het tweede jaar op rij werken Sjaak en zijn broer Henri Huetink van Huetink Bloembollen in Lemelerveld (Ov.) aan beter beregenen op maat. Hiervoor maken ze gebruik van 15 GeoBas bodemvochtstations en aansturing van vier haspels en kanonnen door het Duitse Raindancer.
Afgelopen jaar hadden ze grote plannen voor verdere verfijning van deze toepassing, maar de komst van corona gooide roet in het eten. “Niet alleen qua beregening trouwens”, zegt Sjaak. “Ook qua lelieareaal. Dat areaal is drastisch teruggeschroefd met 40%.”
Raindancer
“Wat beregening betreft werken onze haspels qua instellingen met mm per ha, terwijl de meeste haspels werken met meters per uur oprolsnelheid. Het automatisch variëren van de oprolsnelheid van de regeninstallatie – wanneer bijvoorbeeld de werkbreedte verandert door een geer op een smaller perceelsgedeelte – lukt wel bij besturing op basis van meter per uur, maar nog niet bij mm per ha. Dat is nog een probleem voor Raindancer want je kunt het niet simpelweg omrekenen. Maar, we hebben recent van Raindancer vernomen dat deze mogelijkheid voor komend seizoen gereedkomt.”
Aansturing via app
Dat er op detailniveau wel diverse verbeteringen zijn gerealiseerd, blijkt als Sjaak en medewerker Ernstjan Duim de Raindancer-app op hun smartphone openen en de belangrijkste wijzigingen doornemen. “We kunnen de snelheid van een trek nu variëren en wijzigen, handmatig per trek of continu. We kunnen het beregenen vooraf plannen en dus rekening houden met neerslag of windsnelheden en -richting, en we kunnen nu eenvoudiger beregeningsgangen eruit gooien. Ook kunnen we de werkbreedte aan één zijde van het kanon beperken om bijvoorbeeld overlap te voorkomen of om binnen de perceelsgrens te blijven door een fictieve perceelsgrens in het perceel te tekenen.”
De grootste wens: op basis van vier controlepunten per perceel en pF-curves variabel beregenen en zonering toepassen zonder uitspoeling, is afgelopen jaar niet gelukt. Dat wordt de volgende uitdaging. “Daar komt bij dat rekenregels voor plaatsspecifieke beregeningsadviessystemen nog ontbreken. Hydrologische modellen zijn nu namelijk op perceelsniveau”, zegt Johan Booij.
(tekst gaat onder foto verder)
Bodemscans geven wisselend beeld
Eind maart 2020 is er in het kader van de Nationale Proeftuin Precisielandbouw een bodemscanvergelijkingstest uitgevoerd op één van de percelen van Huetink. Op de eindrapportage daarvan wacht Sjaak nog altijd vol spanning, maar Johan deelde alvast de perceelskaarten met pH en organische stof van de passieve gammastralen scanner van Loonstra & van der Weide en van de Veris MSP3-scanner van Loonbedrijf Koonstra uit Balkbrug (Ov.).
De resultaten zijn deels verschillend maar welke scanner nu de waarheid het beste weergeeft, durft Sjaak zo niet te zeggen. “Ik heb nog niet het gevoel dat er een systeem is dat er echt bovenuit springt. Spectaculaire verbeteringen om op voorhand onze methode te veranderen, kan ik nog niet ontdekken. Hopelijk komt hier binnenkort duidelijkheid over want ondertussen loopt dit project al bijna een jaar. Terwijl we in de praktijk meestal binnen vier weken alle data in huis hebben.”
(tekst gaat onder foto verder)
Nog minder bodemherbiciden
In 2019 lukte het Sjaak om met bestaande en nieuwe rekenregels opgesteld door zijn teeltadviseur en Johan Booij het gebruik van bodemherbiciden te verlagen met 17% in de eerstejaars plantuien en 6% in de lelies. Financieel was dit respectievelijk € 38 en € 11 per hectare. Daarbij werd de dosering op basis van het percentage organische stof in de bodem met 20% gevarieerd rondom de standaarddosering. Zo werd gevarieerd tussen 80 en 120% van de standaarddosering.
Achteraf bleek meer dan 100% toedienen niet nodig en daarom is in 2020 de standaarddosering als maximale dosering aangehouden. Hoewel het andere percelen betrof, leidde dat opnieuw tot forse besparingen op middelengebruik van gemiddeld 20% (€ 35/ha) in de eerstejaars plantuien en 15% (€ 15/ha) in de lelies.
Omgerekend naar milieubelastingspunten zijn dit besparingen van respectievelijk 145 (uien) en 198 (lelies). “Op de uienpercelen varieert de totale besparing in 2020 van 8 tot pakweg 80% en op leliepercelen is dit 1 tot bijna 35%. De grootste besparingen zien we op percelen met lage percentages organische stof en de kleinste op humeuze percelen met hoge percentages organische stof. Dat de besparing vorig jaar kleiner uitviel dan in 2019 – ondanks het aftoppen van de maximale dosering op 100 % – komt met name doordat het gemiddelde percentage organische stof van de percelen in 2020 hoger was.”
(tekst gaat onder grafieken verder)
“Dit jaar is het de uitdaging om met name in de lelies met de eerste toepassing van bodemherbiciden een zo groot mogelijke effectiviteit te bereiken zodat we in de loop van de teelt zo min mogelijk contactmiddelen hoeven in te zetten. En we zijn met diverse partijen in gesprek om dit seizoen binnen de boombreedte de dosering te kunnen gaan variëren. Dat kan met pulserende doppen (PWM-techniek). Wie weet dat we daarmee dit jaar toch verder kunnen komen en bijvoorbeeld één van de twee 36 meter brede spuiten om kunnen bouwen. We hebben redelijk vertrouwen in de techniek en verwachten daarmee een extra stap te kunnen maken in het efficiënter gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.”
Luizendetectie
Afgelopen jaar is er op het bedrijf getest met geautomatiseerde luizendetectie in samenwerking met Vantage Agrometius die daarvoor een iSCOUT Color Trap systeem installeerde op een perceel. Daarmee wil Sjaak de luizenvluchten beter en sneller in beeld brengen. “We werken standaard met plakvallen die telkens op maandag worden verwisseld. Dan heb je de ‘luizenoogst’ van de afgelopen week waarna je vier dagen erna, op donderdag, de resultaten ontvangt. In het meest ongunstige geval heb je daarmee gegevens over de luizendruk van 11 dagen (7+4) daarvoor. Waar je eigenlijk naartoe wilt, is dat je à la minuut geïnformeerd wordt als er een aantasting met schadelijke luizen plaatsvindt zodat je daarop adequaat kunt reageren met een bespuiting. Nu weet je pas achteraf wat je eigenlijk had moeten doen en dan is het kwaad al geschied.”
(tekst gaat onder grafiek verder)
Tijdens de testen met het iSCOUT systeem bleek dat de beschikbare cameratechniek onvoldoende resolutie heeft om de kleine en in het ernstigste geval (door de plakval van het systeem) sterk verminkte luizen te herkennen.
Niettemin hoopt Sjaak dat het in de toekomst, mogelijk met andere camera’s, wel lukt om schadelijke luizen automatisch te detecteren en te classificeren. “Dat wordt toch wel een belangrijk thema voor ons bedrijf. Enerzijds zorgen de zachte winters ervoor dat we in het voorjaar ‘niet langer op nul starten’ en in de kalenderweken 22 – 25 al de eerste pieken in de luizenwaarnemingen zien. Dat was vroeger niet het geval. Toen stierven de luizen en masse in de winter. En ten tweede eisen onze afnemers steeds schonere producten qua gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en tevens eisen ze ook schonere eindproducten qua viruspercentages.”
“Tegelijkertijd dunt onze gereedschapskist met toegelaten middelen steeds verder uit. We zullen steeds efficiënter moeten timen met het bepalen van bespuitingen in relatie tot de risicomomenten. Schoon uitgangsmateriaal, clusteren van gevoelige rassen binnen één perceel en bij voorkeur preventief in plaats van curatief te werk gaan door nog betere timing.”
(tekst gaat onder foto verder)
Organische stof bepaalt opbrengstniveau
De belangrijkste uitdagingen bij het in kaart brengen van de opbrengsten in met name de eerstejaars plantuien, is de technologie op de rooier en de verklaring waarom de opbrengst op bepaalde plekken achterblijft. De opbrengst wordt namelijk niet alleen bepaald door de fysieke opbrengst in tonnen, maar ook door de maatsortering.
“Met die maatsortering kunnen we met het huidige opbrengstmeetsysteem niets. We krijgen alleen maar inzicht in de fysieke opbrengst. Over de positie van de weegcellen van het meetsysteem ben ik niet helemaal gelukkig omdat we toch een beetje inboeten op zeefcapaciteit van de rooier. In een wat natter jaar zoals 2020, kan dat tijdens de oogst dankzij meer grondtarra invloed hebben op betrouwbaarheid van de opbrengstdata. Ernstjan en ik hebben toch het gevoel dat het percentage organische stof één van de parameters is waar de opbrengst het sterkst op reageert. Voor 2021 hopen we op betere oogstomstandigheden en betrouwbaardere opbrengstdata.”
“Aan de opbrengstdata zie je wel heel duidelijk het effect terug van bomen en struiken langs een perceel. Met name eiken trekken zoveel vocht weg dat je de opbrengst naar de kant toe keihard ziet teruglopen. Hier willen we op inspelen door de hoeveelheid uienzaad richting een perceelszijde met bomen en struiken te gaan minderen.”
(tekst gaat onder grafiek verder)
Agenda voor 2021
“We hopen samen met Raindancer het variabel beregenen verder uit te diepen en we willen met behulp van de bodemvochtsensoren beter inzicht krijgen in welke variabelen nu precies verantwoordelijk zijn voor verschillen in bodemvochtpercentages. Is dat de EC (geleidbaarheid), de organische stof, de hoogte of een combinatie van deze factoren. Verder blijft het luizenhoofdstuk ons erg bezighouden. We hopen dat Pessl en Vantage Agrometius ons verder kunnen helpen met de automatische detectie en wellicht zijn er ook wel andere leveranciers die ideeën hebben voor nieuwe technieken.”
“Om het gebruik van bodemherbiciden verder terug te dringen zullen we toch in de breedte de dosering moeten gaan variëren met pulserende doppen. Met name in de aardbeien en in de plantuien zou het heel mooi zijn als we toch de echte zandkopjes nog beter kunnen ontzien door lage doseringen toe te passen. Uiteindelijk geeft variabel bodemherbicide een vitaler gewas en minder onkruiddruk. Als dat lukt met pulserende doppen dan wordt het ook heel interessant om daarmee stappen te maken met fungicidenbespuitingen in de plantuien. Zeker nu we het middel Mancozeb gaan verliezen. En we hebben goede hoop dat we dit jaar met een betere gewassensor aan de slag kunnen die de biomassa optimaal in beeld brengt zodat we daar de variabele dosering op af kunnen stemmen. We maken veel gebruik van satellietdata maar de beschikbaarheid daarvan laat op kritieke momenten (door bewolking) te wensen over. De roep om een betere gewassensor of betere satellietdata is vrij groot.”
Door op “Plaats reactie” te klikken ga ik akkoord met
de gebruikersvoorwaarden en de Privacy Policy.