Plannen vielen gedeeltelijk letterlijk in het water

Ook dit jaar zaten Bart van Loon en Johan Punter vol ideeën en plannen én investeerden ze flink in machines en apparatuur voor precisielandbouw. Grote hoeveelheden neerslag en een verhuurd perceel met twee huurders gaven een verrassende wending aan het resultaat van afgelopen seizoen.

regenbui

14 dagen na het zaaien van peen viel er zo’n 140 mm water. Dat zorgde bij de wat dieper gezaaide zaden voor een slechtere opkomst terwijl andere zaden spoelden van de rug spoelden.Grote delen van Nederland kampten afgelopen jaar met het grootste neerslagtekort en de ergste droogte sinds jaren. NPPL-deelnemers Bart van Loon en Johan Punter van Maatschap Punter in Slootdorp (N.-H.) hadden juist met veel te veel neerslag in korte tijd te maken. Die neerslag zorgde ervoor dat de proef met variabel peen zaaien op basis van de variatie in lutum finaal mislukte. Ook bij de proef met variabele toediening van het bodemherbicide Bonalan in de witlof gooiden de grote hoeveelheden neerslag in korte tijd roet in het eten. De kracht van de aangeschafte bodemvochtsensoren en dan in het bijzonder van de zuigspanningssensoren, werd duidelijk nadat ze ondanks volle sloten aangaven dat in de aardappelen beregend moest worden.

Peenzaaier werkt perfect

De in de winter aangepaste peenzaaier blijkt in de praktijk goed zijn werk te doen. “Op basis van de variatie in lutum hebben we een taakkaart gemaakt met +/-10% variatie rondom de gangbare zaaidichtheid van 900.000 zaden per hectare. Die taakkaart hebben we uit kunnen voeren zoals gewenst. Ik had na het zaaien een heel goed gevoel bij de variatie in zaaidichtheid. Totdat er 14 dagen na het zaaien zo’n 140 mm water viel. Dat zorgde bij de wat dieper gezaaide zaden voor een slechtere opkomst, waarschijnlijk door verslemping. Andere zaden spoelden van de rug en dreven daarna in de paden. Als je dan op het oog 50% verschil tussen de rijen in het aantal planten ziet, dan weet je dat opkomsttellingen geen zin meer hebben. De proeven met variabel zaaien in peen en de toediening van het Bonalan in witlof beschouw ik dan ook als verloren”, zegt Bart.

peenzaaier
De in de winter aangepaste peenzaaier blijkt in de praktijk prima te werken. Via deze hydraulische aandrijving varieerde Bart de zaaidichtheid met +/-10% variatie rondom de gangbare zaaidichtheid van 900.000 zaden per hectare.

 

Ook in witlof overlast van water

Ook in de witlof pakte de proef met variabele toediening van Bonalan door de grote hoeveelheden neerslag en een geringe variatie in de bodem anders uit dan verwacht. “Op basis van de variatie in lutum en organische stof wilden we bodemherbiciden variabel toedienen. Er was volgens de bodemscans echter maar weinig variatie in organische stof en daarom hebben we gemiddeld 5 liter Bonalan per hectare toegediend met een baantje met 4 l/ha en een baantje met 8 l/ha. Die 5 liter is overigens minder dan het advies van 6 l/ha, dus dat is sowieso milieuwinst.”

“Uiteindelijk was de stand van de witlof niet al te best en door het open gewas kregen onkruiden volop kans. Ook hier heeft die grote hoeveelheid neerslag de stand van het gewas negatief beïnvloed. Wel zagen we op het gedeelte met de hoogste dosering (8 l/ha) dat de Kamille wat meer onderdrukt werd dan op de andere gedeeltes, maar het aantal was gelijk.”

Opbrengstmeting legt gebruik bloot

Ondanks dat Bart in 2018 nog erg tegen het investeringsbedrag van een opbrengstmeetsysteem op zijn rooier opzag, investeerde de maatschap er dit jaar toch in. En dat leverde leuke en verrassende inzichten en resultaten op.

“Op een perceel uien van 12 ha is een hele duidelijke tweedeling te zien tussen het achterste en het voorste gedeelte. De opbrengst op het achterste deel bleef 10 tot 15 ton/ha achter ten opzichte van het voorste deel. Maar wat is de oorzaak daarvan? Met groenbemester zaaien kwamen we erachter dat de bodemstructuur verschilt, want het zaaien ging op het achterste deel veel taaier maar ik geloof niet dat je daarvan zo’n groot opbrengstverschil krijgt. Tarra was het ook niet, want de uien waren mooi schoon en droog bij het laden, en ook was er geen invloed van onkruid. Het kan ook nog in de mineralen of de bemesting van de voorvrucht zitten, want het perceel is in twee delen verhuurd voor pootaardappelen. Bovendien is het achterste deel normaal geploegd en het voorste deel met een ecoploeg.”

“Afijn, hoe leuk en verrassend de resultaten ook zijn, vanwege het onderscheid in huurder/voorvrucht kan ik met de opbrengstdata niet veel. Bovendien is één jaar opbrengstmeting niet representatief voor de situatie op het perceel.” “Eén jaar is geen jaar”, zeggen zowel Bart als WUR-expert en NPPL-begeleider Koen van Boheemen. Voor komend jaar overweegt Bart om de bodemmonsters (ook) op het achterste deel van het perceel te laten nemen. “Tot dusver werd tweemaal per jaar alleen een monster op het voorste deel genomen”.

opbrengst perceel uien
Op dit perceel uien is een hele duidelijke tweedeling te zien in de opbrengst tussen het achterste en het voorste gedeelte. Verschillende grondbewerking en verhuur aan twee huurders worden als mogelijke oorzaken gezien.

Tarra beïnvloedt opbrengstmeting

In de consumptieaardappelen zijn ook opbrengsten gemeten en naast technische problemen met de terminal ervan, zijn de gemeten verschillen volgens Bart en Koen vooral beïnvloedt door de hoeveelheid tarra. Bart: “De terminal van de opbrengstmeting ging drie keer stuk en moest vervangen worden. En de hoeveelheid tarra vertekent het beeld van de metingen behoorlijk. Niettemin is het verschil in voorvrucht, twee witlofrassen, wel goed terug te zien op de opbrengstkaartjes. Het effect van de tarra willen we inzichtelijk krijgen door de hoek, de snelheid en de oliedruk van de egelband te meten om zo de uitgezeefde grond in kaart te krijgen.”

Weerstand vereist

De maatschap schafte ook een nieuwe veldspuit met 36 m brede spuitboom en luchtondersteuning aan, om (ook in de toekomst) te kunnen voldoen aan de strenger wordende eisen rondom driftreductie en middelengebruik. “Die Isobus-spuit wil ik net als de stuurautomaat en ook de taakkaarten via één Isobus-terminal bedienen, die van de stuurautomaat, maar dan blijkt het ‘ene Isobus’ van de veldspuit toch weer wat af te wijken van het ‘andere Isobus’… Afijn, nu bedien ik de spuit nog via een aparte terminal, maar dat moet straks niet meer hoeven.”

bodemvochtstations
Dankzij de zuigspanningssensoren van deze bodemvochtstations beregende Bart op het juiste moment en in de juiste hoeveelheden. “Normaal gezien was ik op die momenten nooit gaan beregenen.”

Hoe waardevol bodemvochtsensoren en dan in het bijzonder zuigspanningssensoren zijn, bleek afgelopen seizoen. Bart installeerde er dit jaar drie, twee in de uien en eentje in de aardappelen.

“We beregenen altijd met 20 mm per keer omdat dat het beste past qua capaciteit om 40 ha te kunnen beregenen. Echter, na het eerste rondje en ook nog eens 140 mm neerslag gaven de onderste zuigspanningssensoren die op 30 cm diepte zitten na twee weken al aan dat beregening of neerslag in de aardappelen nodig was. Terwijl de sloten gewoon volstonden en de waardes van de bodemvochtsensoren ook geen reden tot actie gaven! Normaal gezien was ik dan nooit gaan beregenen, maar vanwege de stijgende zuigspanning en door in de bodem te gaan kijken, zijn we dat wel gaan doen en wel met 25 mm tijdens het tweede rondje. We vermoeden dat de aansluiting in de bodem tussen de bouwvoor en de onderlaag onvoldoende was en dat het water wel op 10 cm, maar niet op 30 cm diep kwam. Als je dan terugkijkt naar het jaar 2018, waarin we ook veel beregend hebben, vraag je je achteraf af, waren de giften niet te klein en viel het eindresultaat daarom nog wat tegen?”

Plannen voor 2020

Bart kijkt blij verrast en enigszins gerustgesteld op als hij verneemt dat hij ook in 2020, zijn derde jaar NPPL, kan rekenen op de hulp van Koen van Boheemen. “Zonder Koen z’n hulp komen we gewoon niet verder. Tijd- en kennisgebrek spelen ons daarbij de meeste parten. Vooral ook omdat één antwoord direct weer vijf nieuwe vragen oplevert.”

Voor 2020 wil Bart opnieuw variabel peen gaan zaaien, “hopelijk op een perceel waarop bodemscans zijn uitgevoerd.” Ook wil hij opnieuw bodemherbiciden plaatsspecifiek variabel toe gaan dienen. “Het liefste breng ik daarbij de nu laagste dosering nog wat verder omlaag. Dat moet kunnen, want de percelen met zware grond en veel organische stof waren dit jaar mooi schoon. Wel moeten we dan voldoende neerslag op het juiste moment krijgen. En met de opbrengst- en tarrametingen wil ik ook verder. Die data wil ik dan ook koppelen aan het plaatsspecifieke brandstofverbruik van de trekkers. Daar wil ik echt meer mee gaan doen.”

Echt stappen gemaakt

Eveneens terugkijkend merkt Koen dat Bart mede dankzij zijn begeleiding de laatste twee jaren écht stappen heeft kunnen zetten. “Bart heeft veel ideeën en wensen en in de discussies die dat oplevert, lukt het vaak om deze concreter te maken. Verder help ik hem met het opschonen van data. Met het variabel toedienen van bodemherbiciden is Bart nu zo ver dat hij dat prima zelf kan. En zoals Bart zelf ook al aangaf, levert één antwoord soms vijf nieuwe vragen op en dat maakt het voor mij ook uitdagend. Zijn vragen en behoeftes zijn nu heel anders dan twee jaar geleden toen hij startte met het NPPL-project. Ook op de bodemvochtsensoren, de toepassing die in 2019 echt goed liep, komen in 2020 weer terug.”

 

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

Door op “Plaats reactie” te klikken ga ik akkoord met
de gebruikersvoorwaarden en de Privacy Policy.