Plannen van aanpak voor variabel bemesten  

Bij akkerbouwer Pim Sturm in Wieringerwerf (N.-H.) is medewerker Martijn Laan druk bezig met de start van het nieuwe seizoen en met name de NPPL-toepassingen.

Zo liggen er nu in concept plannen van aanpak voor het variabel bemesten in zowel uien als tarwe. Voor het perceel waar uien worden gezaaid, gebeurt dit met een taakkaart. Op dit moment is Laan bezig met het maken en koppelen van testbestanden, om later op het perceel zelf vlot van start te gaan.

Grond te nat om te scannen

De echte bodemscan, waarvoor Sturm bodemadviesbureau Loonstra & van der Weide in de arm neemt, kan wegens de natte grond nog niet worden uitgevoerd. Eddie Loonstra gebruikt een passieve gamma sensor om de variatie van de toplaag van een perceel in beeld te brengen. Met behulp van bodemmonsters worden deze meting vervolgens omgezet naar diverse bodemkaarten zoals het lutumgehalte en het organisch stofgehalte. Sturm heeft hiervoor gekozen vanwege de zoute kwel in zijn gebied.

Ook het uien zaaien zelf loopt wegens de aanhoudende regen vertraging op. Laan: “Het is de vraag of we dan nog klanten meekrijgen in deze proefopzet. We gaan het zien.”

Een bijkomend probleem kan zijn dat sommigen ervoor kiezen om niet met zware machines het land op te gaan. “Vloeibaar stikstof bemesten gebeurt met zware machines. Als de bodem dit op dat moment niet kan verdragen, zullen sommigen uitwijken naar niet-variabel kunstmest strooien op een later tijdstip.”

Keuze databron

De WUR-experts Koen van Boheemen en Fedde Sijbrandij denken in alles mee. Met name over welke gegevens als uitgangspunt gaan dienen. Bij de uien is een bodemscan een goed uitgangspunt, omdat wordt bemest op het moment dat er nog geen gewas is. “Vanuit de bodemscan voorspel je wat het gewas gaat doen en/of welke tekorten er zijn of kunnen ontstaan. Daarop wordt geanticipeerd”, aldus Van Boheemen. “Bij de tarwe is het gewas er al op het moment van bemesten en kunnen we dus beter meten hoe het tot nu toe gegroeid heeft. Hier heeft een gewasmeting dus voorkeur boven een bodemscan.” Dat zou kunnen betekenen dat beelden van een satelliet worden ingezet. In het gebied waar Pim Sturm zit, mag niet met drones worden gevlogen. Van Boheemen: “Satellietbeelden zijn bovendien gratis. Maar we zijn dan wel afhankelijk van bewolking.”

Testbestanden koppelen

Laan laat desgevraagd weten dat de uienzaaier bijna klaar is voor het seizoen. De laatste stap was het maken en koppelen van bestanden voor het testen van variabel doseren. Hierbij maakte hij gebruik van kennis van Loonstra en Sijbrandij.
In MapWindow tekende Laan een aantal blokken op het erf en via attribute table heeft hij daar doseringen aangehangen. Loonstra stuurde een test-kaart in shape-formaat waarmee Martijn op het erf van Pim kon testen. Volgens Sijbrandij is behalve MapWindow  ook QGIS hiervoor geschikt. “De kaart die ontstaat kun je in shape-formaat  opslaan en exporteren. Je kunt ze op de terminal zetten met behulp van een USB-stick om te testen.” Het gaat drie of vier bestanden met dezelfde naam, een dbf-, shp-, shx-  en eventueel een prj-bestand.

Als de test gelukt is dan wordt de eerste stap het scannen van het perceel. Daarna kan er een taakkaart worden gemaakt. Het wachten is nu dus op de gegevens uit de bodemscan. Maar dan moet het eerst droger worden.

Martijn Laan is bezig met de voorbereidingen van het uitvoeren van precisielandbouwtechnieken.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

Door op “Plaats reactie” te klikken ga ik akkoord met
de gebruikersvoorwaarden en de Privacy Policy.