Veel gedaan en getest, conclusies trekken blijft lastig

Het afgelopen jaar sprongen drie precisietoepassingen eruit bij de ervaren NPPL-deelnemers Nanne en Gert Sterenborg. Variabel toedienen van bodemherbiciden, variabele zaaiafstand en bemesten op gehaltes. Een evaluatie en de vooruitzichten.

Vader Nanne en zoon Gert Sterenborg uit Onstwedde (Gr.) zijn niet alleen ervaren deelnemers van het project Nationale Proeftuin Precisielandbouw (NPPL), ze zijn ook ervaren toepassers van precisielandbouw. Dat blijkt onder meer uit het aanleggen van zogenoemde ‘nulveldjes’ of referentiestroken met standaarddoseringen en zaaiafstanden. Maar ook uit het feit dat ze nuchter, realistisch en prijsbewust naar de beschikbare technologie kijken. Technologie die vaak niet direct doet wat ervan gevraagd wordt. Ze liggen er niet wakker van als er een keer iets niet gaat zoals gepland. Zoals het per ongeluk over elkaar heen leggen van referentiestroken waardoor eenduidig conclusies trekken lastig wordt.

Drie precisielandbouwtechnieken

Afgelopen jaar gingen ze in het kader van het NPPL-project en met hulp van NPPL-begeleider en WUR-expert Johan Booij concreet aan de slag met:

·         Variabel toedienen van bodemherbiciden in uien

·         Variabele zaaiafstanden in suikerbieten

·         Precisiebemesting met behulp van een NIR-sensor

Taakkaart als basis

Daar waar de sectieschakeling en bochtcorrectie op de spuitboom aanvankelijk wat problemen gaven door een overgevoelige hoeksensor. is dat inmiddels technisch voor elkaar. Dit betekent dat de 45 meter brede spuitboom van de Dubex-veldspuit de dosering per 3 meter brede sectie kan variëren.

Op basis van een bodemscan met een Veris MSP3-bodemscanner is de variatie in organische stof (3,11 tot 6,07%) binnen het uienperceel Eerste Barlageweg in kaart gebracht. Dat diende als basis voor de variatie in bodemherbicidendosering. Hiermee is een taakkaart gemaakt voor de toediening van een standaardmix van chloor, Pyramin en WingP.

Van de in totaal zeven bespuitingen is deze mix drie keer plaatsspecifiek variabel (VRA) toegediend. De andere keren werd vanwege omstandigheden en/of tijdsdruk met een andere mix gewerkt. Of werd er niet variabel gespoten omdat een juiste taakkaart niet tijdig gemaakt kon worden.

In juni 2019 bekeken Nanne Sterenborg een perceel uien waarop op basis van de variatie in organische stof bodemherbiciden variabel zijn toegediend. Van de in totaal zeven bespuitingen is er drie keer variabel gespoten.

13% middelenbesparing in uien

Ten opzichte van zeven standaardbespuitingen is 0,48 l/ha minder actieve stof gebruikt (-13%) en is voor bijna €17/ha aan middel bespaard. Afgezien van een eventuele meeropbrengst ligt de besparing in lijn met de hectarekosten van de bodemscan afgeschreven over vijf jaar. De besparing qua waterleven bedroeg 55 punten per hectare en qua bodemleven 28 punten per hectare. “Achteraf hebben we iets te mild gespoten. Er kwam veel melde doorheen, maar gevoelsmatig was de onkruiddruk aardig vergelijkbaar met andere jaren”, zegt Nanne.

Van de twee negen meter brede referentiestroken die de standaarddosering bodemherbiciden kregen, is op de voorste strook onbedoeld geëxperimenteerd met passieve grondbewerking met de vaste-tandcultivator terwijl de rest van het perceel gespit werd. Door omstandigheden is op de gespitte referentiestrook geen opbrengstmeting gedaan en op de andere referentiestrook wel. Objectieve conclusies kunnen hierdoor helaas niet getrokken worden hoewel de strook met passieve grondbewerking en standaarddosering bodemherbiciden 8 ton per hectare minder opbrengst gaf. Voor de toekomst vreest Nanne het gebrek aan bodemherbiciden. “We moeten steeds vaker terugvallen op contactherbiciden en om daarmee te kunnen variëren moet je de onkruiden kunnen detecteren.”

Nauw zaaien heeft geen zin

Nadat de Sterenborgs eerder al bij de suikerbieten overstapten van een zaaiafstand van 18 naar 20 cm, vooral op droge gronden en perceelsdelen, deden ze afgelopen jaar ook proeven met variabele zaaiafstanden afhankelijk van de variatie organische stof en lutum. Het standaardadvies is 19 cm en het bedrijf varieerde rondom die 19 cm naar 15 cm en 21 cm zaaiafstand. Dat gebeurde per 6 meter werkbreedte.

Het droge jaar en de mogelijkheid om te kunnen beregenen leidden tot onberegende en ook dubbel beregende perceelsdelen. Dit maakte het lastiger om eenduidige conclusies over de opbrengstverschillen te trekken. Bovendien gaf de opbrengstmeettechniek problemen op het perceel. De opbrengst liep uiteindelijk sterk uiteen van 40 tot 132 ton per hectare. Zowel op delen met lage percentages organische stof als op delen met hoge percentages organische stof gaf een zaaiafstand van 15 cm de laagste opbrengst. Verder is er geen duidelijke correlatie tussen zaaiafstand en opbrengstniveau waarneembaar. Temeer omdat de referentiestroken onvoldoende beregend zijn vanwege te veel tussenruimte tussen beregeningsbanen waardoor het gewas daar droogtestress vertoonde.

Voor dit jaar wordt gedacht aan het variabel inzaaien van een 6 hectare groot perceel waarop twee jaar geleden een bodemscan is uitgevoerd. De zaaiafstand wordt mogelijk per 3 meter gevarieerd met 15, 17, 19 en 21 cm of met 15, 19 en 24 cm.

Eenduidige conclusies trekken over het effect van het variëren van de zaaiafstand blijkt lastig omdat de referentiestroken onvoldoende beregend zijn vanwege te veel tussenruimte tussen beregeningsbanen. Bovendien gaf de opbrengstmeettechniek problemen op het perceel. De opbrengst liep uiteindelijk uiteen van 40 tot 132 ton/ha.

 

Vier sensoren, vier uitkomsten

In de vorige reportage van juni 2019 kwam het ook al aan de orde: de metingen van de verschillende NIR-sensoren in drijfmest verschillen te zeer om erop te kunnen vertrouwen. Twee NIR-sensoren van mesttankfabrikant Zunhammer en NIR-metingen van twee laboratoria geven allemaal andere uitkomsten van hetzelfde mestmonster. Wel is duidelijk dat de gehaltes gemeten met de Zunhammer sensoren precies tussen de uitslagen van de laboratoria inliggen. “Maar ja, welke uitslag is dan de juiste?”, vragen Nanne en Gert zich af. “Zijn de uitslagen van de laboratoria wel betrouwbaar?” Niettemin diende Sterenborg op hun biologische bedrijf biologische mestvarkenmest toe per kilo stikstof in plaats van per kuub. “We dienden 120 kilo stikstof per hectare toe op graanpercelen, maar de vraag blijft of dat echt 120 kilo per hectare is en in welke mate de fosfaat- en kaligehaltes dan variëren.”

Met behulp van de NIR-sensor op de Zunhammer mesttank werd 120 kilo stikstof per hectare in de vorm van biologische mestvarkenmest toegediend op graanpercelen. “De vraag blijft of dat echt 120 kg/ha is en in welke mate de fosfaat- en kaligehaltes variëren.”

Variabel toedienen bodemherbiciden in uien

Dit seizoen wil Sterenborg op twee percelen variabel bodemherbiciden toe gaan dienen in uien. Ook wordt er verder geëxperimenteerd met variabele zaaiafstanden in suikerbieten. Verder hopen de akkerbouwers plaatsspecifiek te gaan beregenen naar behoefte. Twee bodemvochtsensoren per perceel gaan als basis dienen voor het juiste beregeningsmoment en voor de haspels wordt gezocht naar technologie om sectorspecifiek te kunnen beregenen voor een egaal verdeelde watergift. In een andere precisieproject verdiept Sterenborg zich in de relatie knolgrootte en optimale pootafstand met als doel om goede handvatten te ontwikkelen voor variabel poten in zetmeelaardappelen.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

Door op “Plaats reactie” te klikken ga ik akkoord met
de gebruikersvoorwaarden en de Privacy Policy.